Peter Verhelst

Gedicht van Peter Verhelst voor Kunstenfestival Watou 2020

We staan met armen voor ons uit
en met verfdraden
tussen de vingers door druipend.

Op een plein zien we onszelf
kijken naar onze handpalmen,
maar wat gloeit er in de vingertoppen?

Het lijkt een kluwen
dat als een zaaddoos openspringt,
zwarte zaden met veelkleurige staarten.

Op het plein waar we onszelf zien staan
spuit tussen onze vingers door
de gloed in ons gezicht,

lichtgevend gas, zonnewind, witheet masker.
Iemand als ik ademt alsof ik tussen mijn tanden
en lippen door zing. Naar iemand als jij

die me tot leven blaast met haar verhevigde vorm
van kussen. Wie ben ik? Wie mis jij? We staan
op een plein met de handen te wapperen

opdat het vuur nooit, al was dat het laatste
wat wij nog, datgene wat ons uiteindelijk, nadat alles al.
We willen dat het nooit. Wij. Nooit zullen we ophouden.

Peter Verhelst

Bernardus

We stand with arms outstretched
paint threading down
between our fingers.

We see ourselves on a square
looking at the palms of our hands,
but what is glowing in our fingertips?

It’s like a cluster
that bursts like a seed pod,
black seeds with multicoloured tails.

On the square where we see ourselves
the glow spurts through our fingers
into our faces,

luminous gas, solar wind, white-hot masks.
Someone like me breathes as if singing
through my teeth and lips. To someone like you

who breathes life into me with her deeper kind
of kissing. Who am I? Who do you miss? We stand
on a square flapping our hands

so that the fire will never, even if it’s the last thing
we ever, that finally, ater everything else.
We don’t want it to ever. Not us. We will never stop.

Peter Verhelst
Translation: David Colmer

[bericht gepubliceerd op maandag 27.04.2020]

Deze website maakt gebruik van cookies. Door op ‘accepteren’ te klikken, ga je akkoord met ons privacybeleid.